19619 |
lucifer |
strijkspaan:
striekspôen (L250p Arcen)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lui (L250p Arcen)
|
lui (traag) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
lĭĕŭj (L250p Arcen),
lui-j (L250p Arcen),
lyj (L250p Arcen),
mensen:
minsə (L250p Arcen, ...
L250p Arcen)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND]
III-3-1
|
26319 |
luias |
katrol:
katrol (L250p Arcen),
wals:
wals (L250p Arcen)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
18878 |
luid schreien |
krijten:
kriete (L250p Arcen, ...
L250p Arcen)
|
krijten [SGV (1914)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
leeje (L250p Arcen)
|
luiden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
luier:
leejer (L250p Arcen)
|
luier [SGV (1914)]
III-2-2
|
19029 |
luilak |
vuilik:
voelik doas te bēēs (L250p Arcen)
|
luilak [~, die je bent] [SGV (1914)]
III-1-4
|
26314 |
luireep, luiketting |
reep:
reep (L250p Arcen)
|
Het touw of de ketting om de luias waarmee de zakken in de windmolen worden opgetrokken en neergelaten. In dit lemma wordt geen onderscheid gemaakt tussen de luireep binnen of buiten de molen. Zie ook afb. 65 en de toelichting bij het lemma ɛluikoord, luikettingɛ.' [N O, 25b; A 42A, 44]
II-3
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
lŭŭstere (L250p Arcen)
|
luisteren [SGV (1914)]
III-1-1
|