24952 |
slib, rivierbodem |
slib:
slib (L250p Arcen)
|
slib [SGV (1914)]
III-4-4
|
19282 |
slim |
slim:
sleem (L250p Arcen)
|
schrander [SGV (1914)]
III-1-4
|
18299 |
slobkous |
gamasche:
kemas (L250p Arcen)
|
slobkous [SGV (1914)]
III-1-3
|
18977 |
slons (slodder?) |
slons:
slons (L250p Arcen)
|
slons [SGV (1914)]
III-1-4
|
19894 |
slot |
slot:
slǭt (L250p Arcen)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|
25505 |
sluiting aan de ovendeur |
grendel:
grɛndǝl (L250p Arcen)
|
Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b]
II-1
|
20491 |
slurpen |
slurpen:
sleurpen (L250p Arcen),
slörpe (L250p Arcen)
|
je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slorpen [SGV (1914)]
III-2-3
|
19018 |
smachten |
smachten:
smachte (L250p Arcen)
|
smachten [SGV (1914)]
III-1-4
|
20601 |
smaken |
smaken:
smake (L250p Arcen)
|
smaken [SGV (1914)]
III-2-3
|
19358 |
smalen |
smalen:
smèle (L250p Arcen, ...
L250p Arcen)
|
smalen [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|