17590 |
snuit |
snoet:
snoet (L250p Arcen),
snuit:
snoet (L250p Arcen)
|
Snuit [SGV (1914)]
III-1-1, III-4-2
|
19736 |
soda |
soda:
zōda (L250p Arcen)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20664 |
soep |
soep:
soep (L250p Arcen)
|
soep [SGV (1914)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
ik lôep altied op mien sök âs ik thoes bin. Mien vrouw deut neej veut aan breien (L250p Arcen)
|
Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.t (L250p Arcen)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
saldo:tə (L250p Arcen)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
34576 |
spaak |
speken:
spęi̯kǝ (L250p Arcen)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
sxøp (L250p Arcen)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17830 |
spannen |
spannen:
spanne (L250p Arcen)
|
spannen [SGV (1914)]
III-1-2
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
spāārtele (L250p Arcen)
|
spartelen [SGV (1914)]
III-1-2
|