e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traproede roede: rŏĕj (Arcen) Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)] III-2-1
trede trede: trèj (Arcen), tręj (Arcen) Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] II-9, III-2-1
treiteren tergen: terge (Arcen) sarren [SGV (1914)] III-1-4
trekharmonica monica: moneka (Arcen), trekmonica: trekmoenika (Arcen) harmonica [SGV (1914)] || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] III-3-2
trekken trekken: trèkke (Arcen) trekken [SGV (1914)] III-1-2
treuzelen treuzelen: treuzele (Arcen) treuzelen [SGV (1914)] III-1-4
troebel, vuil (water) gemoerd: gemeurd (Arcen) troebel [SGV (1914)] III-4-4
troef troef: troef (Arcen) troef [SGV (1914)] III-3-2
troep troep: trŭŭp (Arcen) troepen (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
troeven (mv.) troeven: troeve (Arcen) troeven (mv.) [SGV (1914)] III-3-2