20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
érfgenaam (L417p As),
erver:
érver (L417p As)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22121 |
ergens buiten het hok blijven zitten |
blijven liggen:
bli-jvə liGGə (L417p As),
blijven zitten:
bli-jvə zittə (L417p As),
niet binnenkomen:
neet bènne koeme (L417p As)
|
Hoe zegt men: het blijven zitten ergens buiten het hok? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergens:
örges (L417p As),
hier en daar:
ps. in deel 2 staat: hi-j of doa.
hi-j en doa (L417p As)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
28031 |
erlangs werken |
derlangs werken:
dǝrlaŋs węrkǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een doorgang van 50 cm (Q 15, mijn Maurits) tot 1 meter (Q 121, mijn Wilhelmina) breed langs het koolfront maken. Op de mijn Maurits werd volgens de invuller uit Q 15 tijdens het "erlangswerken" niet ondersteund. Dat werd pas gedaan, wanneer men tot ongeveer 1.20 m had ingekerfd en er een kophout kon worden geplaatst. Successievelijk werd dan over de hele pijler op deze wijze ontkoold, meter voor meter. Elke 5 à 7 meter - dat verschilde van laag tot laag - bevond zich een man die zo werkte. De daaropvolgende dienst begon op zo''n eerste ondersteuning weer in te kerven tot de zogenaamde pandbreedte, ongeveer 2.20 m, en plaatste meter voor meter de definitieve ondersteuning terwijl het kophout weggenomen werd. Uiteraard veranderde deze werkwijze toen de eerste schuifpijlers en later de mechanisatiepijlers in gebruik werden genomen. Toen was het koolfront geheel stijlvrij. In de Belgische mijnen werd tijdens het "erlangswerken" gelijk ook een ondersteuning in de vorm van kophouten geplaatst. Zie de semantische toelichting bij het lemma Doorgang. [N 95, 510; monogr.; N 95A, 11]
II-5
|
18837 |
ernstig |
menens:
(van situatie gezegd).
mèjnəs (L417p As),
serieus:
serieus (L417p As)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21744 |
ertussenuit knijpen (vgl. wbd) |
op de loop gaan:
òppe lèp gōēn (L417p As)
|
zonder verlof zijn post verlaten [poffen, op de pof gaan, op zijn smoel afkomen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ert (L417p As),
ɛrǝt (L417p As)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
Een volkse uitdr: Ertesop, di-j hiltsj de bòks op
ertesop (L417p As)
|
erwtensoep
III-2-3
|
24529 |
es |
es:
eͅs (L417p As)
|
es (boom) [ZND m]
III-4-3
|
24729 |
esdoorn |
mannetjes-es:
mannelijke es
mennəkəses (L417p As),
rable (fr.):
WBD/WLD
erabel (L417p As),
WBD/WLD = esdoorn
eeraabəl (L417p As, ...
L417p As),
vliegers-es:
vrouwelijke es
vleegərses (L417p As),
vrouwtjes-es:
vrouwelijke es
vrowkəses (L417p As)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] || esdoorn [N 92 (1982)] || Hoe noemt U: de mannelijke es [N 50 (1972)] || Hoe noemt U: de vrouwelijke es [N 50 (1972)]
III-4-3
|