27684 |
frisdrankenhuisje |
melkbar:
męlkbār (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15]
II-5
|
32154 |
friseren |
in frisé maken:
en frijs mākǝ (L417p As)
|
Hout- of fineerstroken zodanig plaatsen, dat hun voegen zich straalsgewijs rond eenzelfde punt schikken. Zie ook afb. 168. [N 56, 24a]
II-12
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
frónse (L417p As)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
27733 |
front |
front:
front (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Het uiteinde of de zijde van de mijngang die in het gesteente of in de steenkoollaag vooruitgedreven wordt. Werkfront in het algemeen. [N 95, 10; N 95, 398; monogr.; Vwo 329]
II-5
|
20586 |
fruit bewaren |
moutingen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
meutinge(n) (L417p As)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
snatsen:
snáátse (L417p As)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
friet (L417p As)
|
[ZND 01 (1922)]
I-7
|
33530 |
fruit, slechte kwaliteit |
kraatsel:
kraatsel (L417p As)
|
fruit, slecht, minderwaardig —
I-7
|
20536 |
fruiten |
stoven:
staove (L417p As)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19727 |
fuchsia |
belletjes:
WBD/WLD
bèlləkəs (L417p As),
boerenbelletjes:
WBD/WLD
bórəbèlləkəs (L417p As),
fuchsia:
WBD/WLD
fŏĕkĭĕa (L417p As)
|
Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)]
III-2-1
|