23265 |
galmgaten |
galmgaten:
galmgate (L417p As)
|
De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24650 |
galnoot |
eikappel:
WBD/WLD
èjkàppel (L417p As)
|
De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19375 |
gang |
gang:
gaŋk (L417p As),
gànk (L417p As),
gedeelte van een woning Gank di-jn gank
gangk (L417p As),
voorhuis:
vīres (L417p As),
vīrhoͅs (L417p As)
|
De doorloop in een huis die de huisdeur met de vertrekken verbindt (gang, vloer, corridor, leid) [N 79 (1979)] || gang [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
34548 |
gans |
gans:
gans (L417p As),
gau̯s (L417p As),
gau̯z (L417p As)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|
20305 |
garde |
wis:
wis (L417p As)
|
een garde, een bosje rijshout om kinderen mee te straffen [gard, roe, wies] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28847 |
garen |
garen:
gārǝ (L417p As)
|
Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
28862 |
garenklosje, garenpijpje |
bobijntje:
bǝbi-jntšǝ (L417p As),
klosje:
kleskǝ (L417p As),
spoel:
spōl (L417p As)
|
Doorboord klosje waarop het garen is gewonden of pijpje waarop het garen zit. [N 59, 9; N 62, 56a; N 62, 56b; Gi 1.IV, 23; MW; monogr.]
II-7
|
33064 |
garveband |
band:
ba.nt (L417p As)
|
In dit lemma zijn de opgaven opgenomen voor het algemene woord voor band om de schoof. In de Nijmeegse vragenlijsten is niet naar de band in het algemeen, maar apart naar de onderste band (N 15, 22a) en naar de bovenste band (N 15, 22b) gevraagd; zie de volgende twee lemma''s. Uit de opgaven voor deze twee vragen zijn hier de woorden voor "band" bijeengezet, te zamen met het materiaal uit de andere bronnen. In de volgende lemma''s komen de specifieke benamingen voor de twee banden ter sprake. In bijna alle gevallen in Belgisch Limburg is ook het meervoud van het type band gegeven; het is dan ook toegevoegd in dit lemma. Bij type writsel werd voor Q 196 en 196a toegevoegd: wrong of knoop aan de band van een garve. In kaart 43 zijn de opgaven opgenomen die betrekking hebben op het aantal banden om de rogge (resp. koren-)schoof en om andere schoven. Het materiaal is aangevuld met dat van Goossens 1963, krt. 31. Zie afbeelding 7, a. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit N 15, 22a; A 23, 16; Lu 2, 34.2]
I-4
|
24763 |
gaspeldoorn |
heidoorn:
WBD/WLD
héjdōērn (L417p As)
|
Gaspeldoorn (ulex europaeus 50 tot 150 cm hoge struik. Het is een sterk gedoornde en blijvend groene struik, de takken lopen in doorns uit; de bladeren zijn zeer smal en spits en tevens stekelig; de bloemen zijn meestal zacht behaard en geel of bruingee [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21315 |
gast |
gast:
gast (L417p As, ...
L417p As)
|
gast [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-1
|