id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18957 | gluiperd | judas: jŭŭdàs (As), kattin: (vrouwelijk). kattin (As), valserik: valserik (As) | een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || gluiperd [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
18956 | gluiperig | onbetrouwbaar: ónbetrówbaar (As), schijnheilig: sji-jnhèjlig (As), verraderlijk: verraoderlik (As) | huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)] III-1-4 |
23890 | godsdienstonderricht op zondag | catechismus van volharding: katechismis van volharding (As) | Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)] III-3-3 |
23426 | godslamp | godslamp: godslamp (As) | De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
28125 | goed dak | massief dak: masif dāk (As [(Zwartberg / Waterschei)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Een goed dak laat bij het afkloppen een scherpe, helle klank horen. Het bestaat uit vaste steen. [N 95, 890] II-5 |
19237 | goed opschieten met zijn werk | avanceren: àvəséére (As), get eraan doen: get draan doon (As) | goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21959 | goed voederen | goed voederen: goot voore (As) | Hoe heet verder in Uw dialect: goed voederen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
19834 | goede kamer, ontvangkamer | kamer: kāmər (As) | ontvangkamer [ZND 12 (1926)] III-2-1 |
19102 | goedheid | goedheid: ook materiaal znd 24, 20 goodhit (As), goedigheid: Det minske is de gotigheid in persuun gotigheid (As) | goedheid [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
21326 | goedkoop | goedkoop: goodkoup (As) | goedkoop [ZND 01 (1922)] III-3-1 |