21731 |
handboei |
kluister:
Van Dale: kluister, 1. boei; -2. soort van boei aan een der voeten aangelegd om een paard of rund in zijjn bewegingen te belemmeren; -3. (gew.) (hang)slot.
klóuster (L417p As)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19691 |
handdoek |
handdoek:
hantdōk (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
De blauw-wit of rood-wit geruite handdoek voor gebruik na het douchen. [N 95, 68; monogr.]
II-5
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
kəmèrs (L417p As),
handel:
hàndel (L417p As)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerant (fr.):
kómmersànt (L417p As),
handelaar:
handeléér (L417p As),
koopman:
kòwpmàn (L417p As),
marchand (fr.):
màrsjàng (L417p As)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
commerce (fr.) doen:
kəmèrs doon (L417p As),
commercen (<fr.):
kómmèrse (L417p As),
handel drijven:
hàndel dri-jve (L417p As)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
daod (L417p As),
handeling:
handeling (L417p As),
verrichting:
verrichting (L417p As)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28156 |
handhamer |
hamer:
hāmǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
[N 95, 742; monogr.]
II-5
|
18906 |
handig |
behendig:
behèndig (L417p As),
bijderhand:
bi-jderhànd (L417p As),
capabel:
Fr. capable
kepabel (L417p As),
handig:
hejnig (L417p As),
hènnig (L417p As),
dèè stielman is doa bezònder (of bezinner) hejnig möt
hennig (L417p As)
|
bekwaam || goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] || vaardig
III-1-4
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stuǝtkar (L417p As),
stootkarretje:
stuǝtkɛrkǝ (L417p As)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
28916 |
handkussen |
handkussen:
hantkęsǝ (L417p As)
|
Het handkussen is vlak en iets groter dan de oppervlakte van een hand. Het heeft aan de onderzijde een band waardoorheen de linkerhand gestoken wordt, zodat het kussen op de palm van de hand rust. Men gebruikt het handkussen voor het persen en afglanzen van mouwkoppen, schoudernaden en andere moeilijk bereikbare plaatsen (Gerritse, pag. 36). De informant van L 330 vermeldt dat men vroeger een mouwekussentje gebruikte en nu een klein handkussen hanteert. De informant van K 361 vermeldt dat bij het persen van de kraag deze wordt ø̄rondgezetø̄ op de persplank of op het handkussen. [N 59, 26a; N 59, 26b; N 59, 19e]
II-7
|