e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazelaar hazelstruik: hazelstroek (As), hazenotenstruik: hazenoeətestroeək (As) hazelstruik [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: hazelnoët (As), hazenoot: hazenoeət (As) hazelnoot [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazenleger leegster: léégstər (As), WBD/WLD  léégster (As) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || Leger, vaste ligplaats van een haas [N 94 (1983)] III-4-2
hebzuchtig hebbig: (adj.).  héppig (As) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hebzuchtig zijn scharren (ww.): (ww.).  sjàrre (As), schrammeteren: (ww.).  sjàmmetéére (As), wolven (ww.): (ww.).  wòwre (As) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hecht van een mes hecht: hɛxt (As) hecht van een mes [ZND 01 (1922)] III-2-1
heen en weer (bewegen) klotsen: klótse (As), schudden: sjédde (As) sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien dazelen: (fig.)  dāzele (As), slingeren: (voorwerp)  slingere (As) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven wemelen: wemele (As) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heer heer: i:r (As) heer [RND] III-3-1