19907 |
herfstsering |
meibloem:
WBD/WLD
mèjblómə (L417p As)
|
Herfstsering (Phlox paniculata L.). De bladeren zijn alle breed, meestal 2 cm of meer. De stengel is hoog, veelal 1 m of meer, tevens gevlekt, met talrijke, tot een dikke tros verenigde, bloemen. de kelkslippen zijn spits. De kroon heeft een lange buis en [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24877 |
herik |
hering:
hē̜reŋ (L417p As)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
herkauwen:
hɛrkau̯wǝn (L417p As),
neringen:
nēreŋǝ (L417p As),
nē̜reŋǝ (L417p As)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
hersens (L417p As),
hĕrsən (L417p As)
|
de hersenen [ZND 01 (1922)] || de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
21713 |
herstemmen |
balloteren (<fr.):
Van Dale: balloteren (<Fr.), 1. (gall.) herstemmen; - 2.stemmen (oorspr. met gekleurde balletjes) over iem.s toelating als lid van een sociëteit of vereniging.
bàllətéére (L417p As),
herkiezen:
hèrkēze (L417p As)
|
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24321 |
hert, ree |
hert:
haĕrt (L417p As),
ree:
rīē (L417p As)
|
hert [Willems (1885)] || Ree, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)]
III-4-2
|
22120 |
het binnenkomen van de duif |
binnenkomen:
bènne koeme (L417p As),
bénnəkōēmə (L417p As),
binnenvallen:
bénnəvàllə (L417p As),
binnenvliegen:
bénnəvleegə (L417p As),
op de plank vallen:
òppə plànk vàllə (L417p As)
|
Hoe zegt men: het binnenkomen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28124 |
het dak afkloppen |
(het dak) afkloppen:
āfklǫpǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
afkloppen:
āfklǫpǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Domaniale])
|
Door middel van kloppen onderzoeken of zich in het dakgesteente losse steenlagen bevinden die dreigen in te storten. Een goed dak geeft een scherpe klank, terwijl een slecht dak een doffe of holle klank laat horen (Handb. H. pag. 115). [N 95, 486; N 95, 890; N 95, 298; monogr.; Vwo 9, Vwo 44]
II-5
|
21948 |
het geluid dat de duif maakt bij de duivin in een hoekje te jagen (baltsverschijnsel) |
brommen:
brómmə (L417p As),
grommen:
grómmə (L417p As),
knorren:
knòrrə (L417p As)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: het geluid dat de duif daarbij maakt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21972 |
het inzetten van duiven die jonger zijn dan 1 jaar |
met jonge duiven spelen:
spīēlə mét jóng dówvə (L417p As)
|
Het inzetten van zowel mannelijke als vrouwelijke duiven die jonger zijn dan 1 jaar, nog ongepaard (natuurspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|