18870 |
ijzen |
griezelen:
gri-jzele (L417p As)
|
vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26412 |
ijzeren banden |
ijzeren banden:
(enk)
īzǝrǝ bānt (L417p As)
|
IJzeren banden waarmee het uiteinde van de molenboom wordt versterkt teneinde klieven van het hout tegen te gaan. Zie ook afb. 74. [Jan 75; Coe 67; Grof 90]
II-3
|
32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
ī.zǝrǝ [eg] (L417p As)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L417p As)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
beeldje:
beeltsje (L417p As)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
bliksemsnel:
bliksemsnèl (L417p As),
wie de weerlicht:
wi-j de wéérleecht (L417p As)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21752 |
in beslag nemen / beslag leggen op |
aanslaan:
aanslōēn (L417p As),
in beslag pakken:
in beslaag pàkke (L417p As),
onder sekwester zetten:
Van Dale: sekwester (Lat.), I. bewaarder van betwist goed; - II. 1. sekwestratie [het gerechtelijk een betwist goed in beslag nemen en in bewaring geven aan een derde, die zich verplicht het goed (met de vruchten ervan) terug te geven aan degene die daartoe gerechtigd zal blijken].
ónner səkwèster zette (L417p As)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17846 |
in beweging komen |
aan de gang komen:
aan ne gàng kōēme (L417p As)
|
beweging, In ~ komen (meutelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kiste (L417p As),
zerken:
zerke (L417p As)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
27727 |
in de ondergrond werken |
in de fond werken:
en ǝ fǫ̃ węrkǝ (L417p As
[(Zwartberg)]
),
naar andreetje gaan:
nǭ andrēkǝ gūn (L417p As
[(Waterschei)]
[Eisden])
|
Algemene benaming voor het werken in het ondergrondse gedeelte van de mijn. Andreetje in het woordtype "naar Andreetje gaan" duidt op de mijn "André Dumont" te Waterschei. [N 95, 115 add; monogr.; Vwo 429; N 95, 2]
II-5
|