22628 |
kaarten, een spelletje kaarten |
potje:
e peͅtjə kārtə (L417p As)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kîês (L417p As),
Loat dich di-jne kiês mè neet pakke: Laat je maar niet afpakken wat van of voor je is
kiês (L417p As)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
kattekaasjeskruid:
katǝkɛ̄zǝkǝskrut (L417p As)
|
Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.]
I-5
|
22622 |
kaatsen |
met de prikbal spelen:
mɛtə prigbâ.l tə spi:ələ (L417p As),
prikken:
#NAME?
prikke (L417p As)
|
kaatsen [RND] || Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
met een bal spelen:
mèt ne bal spieële (L417p As)
|
met een bal spelen [ballen, bollen, tossen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
28272 |
kabelbreuk |
kabel over:
kābǝl īvǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I])
|
[N 95, 90; monogr.]
II-5
|
20628 |
kabeljauw |
kabeljauw:
kabbeljauw (L417p As)
|
kabeljauw [Willems (1885)]
III-2-3
|
23212 |
kabouter |
kabouter:
kabouter (L417p As)
|
Kabouter. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
19751 |
kachel, stoof |
stoof:
stoaf (L417p As),
stōͅf (L417p As, ...
L417p As,
L417p As),
vuur:
Ze zat de koffiepot oppet veer
veer (L417p As)
|
kachel || kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
19733 |
kachelpijp |
stoofpijp:
stoafpi-jp (L417p As)
|
tube
III-2-1
|