23215 |
klepel |
klepel:
kliepel (L417p As)
|
De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23218 |
kleppen |
trumpen:
trimpe (L417p As)
|
Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22377 |
kleppers |
klakkers:
klakker (L417p As),
kleppers:
klepper (L417p As)
|
elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker] [N 112 (2006)] || Elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27670 |
klerenbundel |
pungel:
pøŋǝl (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
De bundel kleren van een mijnwerker die via een katrolsysteem tegen het plafond wordt opgehangen. [N 95, 58]
II-5
|
21353 |
kletsen |
wauwelen:
Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.
wàwele (L417p As),
zeveren:
hè zeivert (L417p As),
Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.
zèjvere (L417p As)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatskoord:
klatskǭrt (L417p As),
klatsoor:
kladzūi̯ǝr (L417p As)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
de gazet van as:
de gəzet van As (L417p As),
klappeer:
klàppèr (L417p As),
klappei:
(g. Ned.)
<klappei> (L417p As),
klatspijp:
klatspi-jp (L417p As),
nieuwsblad:
nówsblaad (L417p As)
|
een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] || klappei [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
32155 |
kleuren |
tinten:
tentǝ (L417p As)
|
In het algemeen de meubels van een kleur voorzien. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 41a]
II-12
|
32156 |
kleursel |
houtverf:
hǫwt˲vɛrf (L417p As)
|
In dit lemma zijn een aantal algemene benamingen voor houtkleursel opgenomen. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 44a]
II-12
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleêr (L417p As, ...
L417p As)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|