e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kop van de pijler kop van de taille: kǫp van ǝ taj (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]) Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280] II-5
kop van het staakijzer hoed: hōǝ.t (As), kop: kǫp (As) Het uiteinde van het staakijzer in watermolens. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in A. de vierkante kop van het staakijzer die bij het vast werk past in het gat van de viertakrijn, en B. de bolvormige, van een gleuf voorziene kop van het staakijzer die bij het balanceerwerk past in de (tweetak)rijn. In de gleuf van de kop bevindt zich daartoe een punt die in een holte aan de onderzijde van de rijn valt. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerwerkɛ.' [Vds 133; Vds 137; Jan 126; Coe 104; Grof 122] II-3
kopdorser kopdorser: kǫp˱dǫrsǝr (As) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
koperen mijnlamp koperen lamp: kūpǝrǝ lamp (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Emma]) Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242] II-5
kophout kophout: kǫphǫwt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.] II-5
kopieerwieltje roller: rǫlǝr (As), roulette: rulɛt (As) Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4] II-7
kopje jatte (fr.): Van di-j gotigheid höbste gein zjat nudig: van dat goed spul is een beetje al voldoende  zjat (As), jatte-tje: zetsje (As), zjetsje (As), kommetje: kimke (As), Eè kumke mölk  kumke (As), kopje: kèpkə (As), ondertasje: ònderteske (As), tas: tas (As, ... ) een grote drinkkop zonder oor || een kopje zonder oor || kommetje of een kopje zonder oor || kop || kopje || kopje, tas [ZND 28 (1938)] III-2-1
kopjeduikelen een keukeleboom maken: ne koukelebaum maken (As) hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] III-3-2
kopnet nekkleed: nɛkklęi̯t (As) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10
koppel koppel: kòppel (As), è koppel (As), paar: paar (As) Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)] III-3-2