e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppelen koppelen: koppele (As), kòppele (As), kòppələ (As), paren: Opm. dit wordt ook gezegd.  paarə (As) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)] III-2-2, III-3-2
koppeling krok: krǫk (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]) Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454] II-5
koppig eigenzinnig: èjgezinnig (As), ezelachtig: īēzelèchtig (As), koppig: kępex (As), ook materiaal znd 28, 31  kèppig (As), obstinaat: opstenoat (As), inins begriêp ich det het er obaan k(w)aam det hèè òs obstenoat blèèf tiêgewörke  obstenoat (As), stijfkoppig: sti-jfképpig (As), vierkantig: Det is eine möt eine veerkentsjige kop  veerkentsjig (As) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [ZND 01 (1922)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] I-9, III-1-4
koppig zijn met de kop spelen: met de kòp spīēle (As) koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] III-1-4
kopriem kopriem: kǫprē.m (As), kǫprēm (As) Evenals bij de halster is er aan het hoofdstel een kopriem. Bij de halster ligt de kopriem achter de oren van het paard, waar hij bij het hoofdstel vóór de oren over het voorhoofd van het paard loopt. Bij enkele opgaven is het vaak niet uit te maken of het om de vorm kieuwriem of kiefriem gaat. Gekozen werd voor de vorm kief. [JG 1a; N 13, 25] || Leren riempje van de halster dat achter de oren van het paard doorloopt. [JG 1a] I-10
kopshout kophout: kǫphǫwt (As) Het vlak van een stuk hout dat de dwarsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50a; monogr.] II-12
korenbloem blauwbloem: WBD/WLD = korenbloem  blàwbloom (As) korenbloem [N 92 (1982)] III-4-3
korenmijt zetten mijten: mitǝ (As) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kornoelje (alg.) konkernoelje: WBD/WLD = kornoelje  kómpərnŏĕlĭĕ (As, ... ), WBD/WLD ó even gesloten als oo  kómpernoelje (As), kornoelje: kornaelje (As) De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || kornoelje [N 92 (1982)], [ZND 01 (1922)] III-4-3
kort geknipt haar bros: bròs (As), pinnetjeshaar: pinnekeshaor (As) overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)] III-1-1