28978 |
kort stikken |
boord stikken:
bōrt stekǝ (L417p As)
|
Smal ten opzichte van de kant stikken. [N 59, 56]
II-7
|
22175 |
kort van bouw |
gedrongen:
gədróngə (L417p As),
kort gebouwd:
kòrt gəbówt (L417p As)
|
Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: kort van bouw of geraamte? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L417p As),
deͅmpix (L417p As)
|
dempig [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte boks:
kortə bóks (L417p As)
|
een korte broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24737 |
korte dikke wortel |
het wast over de grond:
WBD/WLD ó even gesloten als oo
’t wist īēver de grónd (L417p As),
klot:
WBD/WLD met aarde eraan
klòt (L417p As)
|
Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18562 |
korte overjas |
stompjas:
van gewoon stof of veloers met sluiting tot boven en steekzakken
stómpjas (L417p As)
|
korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22149 |
korte zijkant van de mand |
grote zijkant:
groete ziekant (L417p As),
zijkant:
zi-jkànt (L417p As)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: korte zijkant van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21978 |
korteafstandsvlucht |
kleine etappe:
klèjn stàp (L417p As),
vitesse:
vetès (L417p As)
|
korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21132 |
korter maken |
binnendoor gaan:
bénnedōēr gōēn (L417p As)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26630 |
kortmeel |
kort:
kǫrt (L417p As)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|