19085 |
liegen |
liegen:
leege/n (L417p As),
leegen (L417p As),
lēge (L417p As, ...
L417p As),
lêgen (L417p As)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21815 |
liegen > bedriegen |
bedriegen:
bedrēge (L417p As)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22555 |
liegen (kaartspel) |
liegen:
leege (L417p As)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27466 |
lier |
treuil:
trø̜j (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797]
II-5
|
17647 |
lies |
lies:
lees (L417p As),
lēs (L417p As)
|
Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies (v.h. been, Fr. aine) [ZND 01 (1922)]
I-12, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheersbeestje:
livvenhiêrsbiêsje (L417p As),
lievevrouwbeestje:
ook in ZND 16, 006
lievevrouwbeestje (L417p As),
onzelievevrouwebeestje:
ook in ZND 16, 006
onsliefvrouwebeestje (L417p As)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
liggen (L417p As),
līkken (L417p As)
|
liggen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
onderste steen:
onǝrstǝ stęj.n (L417p As)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
24485 |
liguster |
liguster:
WBD/WLD modern
liguster (L417p As)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
li-je (L417p As),
lett. en fig.
li-je (L417p As),
metmaken:
métmāke (L417p As),
uitstaan:
ówtstōēn (L417p As),
verdragen:
verdrāge (L417p As)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)] || pijn hebben
III-1-4
|