21478 |
liniaal |
regel:
rīēgel (L417p As)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwaad:
livǝt (L417p As)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
19753 |
linnenkast |
kist:
kest (L417p As)
|
legkast [N 56 (1973)]
III-2-1
|
22052 |
lintwormen |
lintwormen:
lènt wèrm (L417p As)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
lep (L417p As),
lip (L417p As, ...
L417p As,
L417p As)
|
lip [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
WBD/WLD
lés (L417p As, ...
L417p As)
|
Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)] || Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24528 |
lisdodde |
negerlummel:
WBD/WLD
neegərlimməl (L417p As)
|
Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18967 |
list |
foefje:
foefke (L417p As),
list:
list (L417p As),
trucje:
trikske (L417p As)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18051 |
litteken |
litteken:
lietēke (L417p As),
litēͅikə (L417p As)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || litteken [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilige vaten:
heilige vaaten (L417p As)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|