34386 |
melkschaap |
melkschaap:
męlkšōp (L417p As)
|
Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
17624 |
melktanden |
bijtertjes:
bieterkes (L417p As),
tandjes-0:
tendjes (L417p As)
|
kinderwoord voor tanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
33554 |
meloen |
meloen:
WBD/WLD
meloen (L417p As)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
mejne (L417p As),
van gedacht zijn:
vàn gedàcht zeen (L417p As),
van mening zijn:
vàn mejning zeen (L417p As)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
26632 |
mengmachine |
mengmachine:
męŋmǝšin (L417p As)
|
Toestel waarmee verschillende soorten meel gemengd kunnen worden. [Jan 256; Coe 225; Grof 254]
II-3
|
20470 |
menstruatie |
lommel:
VD s.v. "lommel"vod -lor
də lómməl (L417p As),
regels:
reegəls (L417p As),
veranderingen:
Moderner.
vərannəringə (L417p As),
vodden:
də voddə (L417p As)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
20471 |
menstrueren |
de russen zijn daar:
də Rissə zeen dao (L417p As),
het rode moes hebben opstaan:
zə héét hət rōēt moos opstōēn (L417p As)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
melder:
mēͅlder (L417p As),
merel:
mêrel (L417p As),
zwarte merel:
zwartemèrel (L417p As)
|
gewone merel || merel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L417p As),
meͅrəch (L417p As)
|
merg [ZND m] || merg (O.) [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜r (L417p As)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|