| 22131 |
niet meer aankomen na de wedstrijd |
achterblijven:
achtergebliève (L417p As)
|
niet meer aankomen na de wedstrijd? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 32721 |
niet of niet goed voren |
het mest stroopt:
hǝt męst stręi̯.pt (L417p As),
stropen:
stręi̯pǝ (L417p As)
|
Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.]
I-1
|
| 20167 |
niet zindelijk |
nog niet zuiver:
nog neet zi-jver (L417p As)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 18921 |
nietsnut |
leegloper:
lééglòwper (L417p As),
luizenkloot:
Ich verstoan neet, detter zich möt zuu eine lûzekluut wiltsj ophauwe
lûzekluut (L417p As),
luizenkramer:
Letterlijk
lûzekriêmer (L417p As),
niksnuts:
niksnuts (L417p As),
niksnutser:
niksnutser (L417p As),
rentenier:
renteneer (L417p As)
|
(marktkramer) van niks || een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] || vent van niks
III-1-4
|
| 25172 |
nieuwe maan |
nieuwe maan:
nów maon (L417p As)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
noejoar (L417p As)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
| 19052 |
nieuws |
nieuws:
nówts (L417p As)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nûwsjiêrig (L417p As)
|
nieuwsgierig
III-1-4
|
| 19177 |
nieuwsgierigaard |
gaper:
gaper (L417p As),
nieuwsgierige:
nówsjierige (L417p As),
nieuwsgierige naas:
ein nûwsjiêrige naas (L417p As),
nieuwsgieriger:
nówsjieriger (L417p As),
nieuwsgierigerd:
nówsjierigerd (L417p As)
|
een nieuwsgierig iemand || iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] || inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L417p As)
|
niezen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|