22138 |
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben |
goedkeuring:
goodkééring (L417p As),
toelating:
toelòting (L417p As)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblikje:
ougenbliksken (L417p As),
poosje:
pīēske (L417p As),
tijdje:
ti-jdzje (L417p As)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || een ogenblikje [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
27863 |
ohmmeter |
ohmmeter:
ōmmę̄tǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
Apparaat voor het doormeten van schietleidingen. [N 95, 408; monogr.]
II-5
|
23227 |
oksaal |
doksaal:
doksaal (L417p As),
oksaal:
e schoën oksoal met ⁄n nuiën ergel (L417p As),
ei schoewn exool (L417p As)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20547 |
olie |
boomolie:
een ander woord voor olijfolie
buimulie (L417p As),
olie:
ōēlie (L417p As),
salade-olie:
slaaiulie (L417p As),
smout:
smòwt (L417p As)
|
boomolie || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] || slaolie
III-2-3
|
26678 |
olie slaan |
olie slaan:
ȳǝ.li slȳǝ.n (L417p As),
smout slaan:
smaw.t slȳǝ.n (L417p As)
|
In een oliemolen olie persen uit geplette en verwarmde zaden. Zie ook de lemmata ɛvoorslagblokɛ en ɛheiɛ.' [Jan 17; Jan 279; Coe 15 add.; JG 1b, add.]
II-3
|
20701 |
oliebol |
smoutbol:
gebakken in uit zaad geslagen olie
smautbol (L417p As)
|
oliebol
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
smoutkoek:
smautkook (L417p As)
|
oliekoek
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slā.x[molen] (L417p As),
smoutmolen:
smaw.t[molen] (L417p As)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|