e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben goedkeuring: goodkééring (As), toelating: toelòting (As) Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)] III-3-2
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblikje: ougenbliksken (As), poosje: pīēske (As), tijdje: ti-jdzje (As) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || een ogenblikje [ZND 04 (1924)] III-4-4
ohmmeter ohmmeter: ōmmę̄tǝr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) Apparaat voor het doormeten van schietleidingen. [N 95, 408; monogr.] II-5
okkernoot noot: nuut (As) noot, vrucht I-7
oksaal doksaal: doksaal (As), oksaal: e schoën oksoal met ⁄n nuiën ergel (As), ei schoewn exool (As) Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
olie boomolie: een ander woord voor olijfolie  buimulie (As), olie: ōēlie (As), salade-olie: slaaiulie (As), smout: smòwt (As) boomolie || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] || slaolie III-2-3
olie slaan olie slaan: ȳǝ.li slȳǝ.n (As), smout slaan: smaw.t slȳǝ.n (As) In een oliemolen olie persen uit geplette en verwarmde zaden. Zie ook de lemmata ɛvoorslagblokɛ en ɛheiɛ.' [Jan 17; Jan 279; Coe 15 add.; JG 1b, add.] II-3
oliebol smoutbol: gebakken in uit zaad geslagen olie  smautbol (As) oliebol III-2-3
oliekoek smoutkoek: smautkook (As) oliekoek III-2-3
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (As), smoutmolen: smaw.t[molen] (As) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3