18534 |
overhemd met boord |
hemd met een kol:
himmə mét innə kòl (L417p As),
overhemd met een kol:
ievərhimmə mét innə kòl (L417p As)
|
het overhemd met boord [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18535 |
overhemd zonder boord |
hemd zonder kol:
himmə zónnər kòl (L417p As)
|
overhemd zonder boord [N 59 (1973)]
III-1-3
|
17889 |
overhoop halen |
dooreen gooien:
drèjngōēje (L417p As),
modden:
mòdde (L417p As),
overhoop gooien:
īēverhòwp gōēje (L417p As)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18553 |
overjas (alg.) |
pardessus (fr.):
pardəsŭŭ (L417p As)
|
een jas die men over het colbert heen draagt [N 59 (1973)]
III-1-3
|
32796 |
overlangs heen en weer eggen |
in het lang [eggen]:
en t laŋ (L417p As),
op en af [eggen]:
ǫp˱ ɛn ā.f (L417p As),
tegeneen [eggen]:
tigǝnęi̯.n (L417p As)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|
30831 |
overleer |
overleer:
īvǝrlę̄r (L417p As)
|
Het betere, fijnere leer voor de bovenzijde van schoenen of het deel van de schoen daarvan gemaakt. Voor schoeisel dat niet uitsluitend voor de winter, voor de jacht, voor arbeid in het water of iets dergelijks wordt gebruikt, kan men het beste overleer nemen, dat steeds week en soepel blijft (Knöfel I, pag. 13). [N 60, 1a; N 60, 247]
II-10
|
21809 |
overleg |
beraad:
beraod (L417p As),
overleg:
īēverleG (L417p As)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
beraadslaan:
beraodslōēn (L417p As),
ordonneren (<fr.):
verordenéére (L417p As),
overleggen:
īēverleGGe (L417p As)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18847 |
overmoedig gedrag |
waaghalzerij:
waaghàlzeri-j (L417p As)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33051 |
overmouwen |
bindmouwen:
bę.nmūǝ (L417p As)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|