32736 |
pand, bed |
pand:
pa.nt (L417p As),
pɛn (L417p As)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
sjōre (L417p As)
|
Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20700 |
pannenkoek |
smoutkoek:
smautkook (L417p As),
smaûtkook (L417p As)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
18295 |
pantoffel |
slof:
slof (L417p As),
sluf (L417p As),
slóf (L417p As)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)], [ZND m] || Schoeisel met laag bovenwerk (meestal zonder of met weinig hak) dat men gemakkelijk aan- en uitschiet, om in huis te dragen (pantoffel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L417p As),
verkl. pepke Viêr det mager pepke, zag Jepke, gèèf ich nog gèè knepke
pap (L417p As)
|
brij [ZND 01 (1922)] || pap
III-2-3
|
21954 |
pap (kropmelk) |
pap:
pap (L417p As),
pàp (L417p As)
|
Hoe heet verder: de pap of kropmelk waarmee de jongen eerst gevoed worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paredies (L417p As)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
eine parplie (L417p As),
parrepluj (L417p As)
|
paraplu [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
22055 |
parasieten (alg.) |
luizen:
loeze (L417p As)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: uitwendige parasieten in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20560 |
parelen |
bruisen:
brówse (L417p As),
gisten:
bij opening fles
gèsse (L417p As)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|