22426 |
roos van de schietschijf |
roos:
rūs (L417p As)
|
De ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf [roos, gaudeaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
reestere (L417p As),
ruustere (L417p As, ...
L417p As)
|
gesneden brood roosteren || op een rooster braden || roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33747 |
ros |
ros:
rǫs (L417p As)
|
Thans is het woord ros niet meer gangbaar; het is nog wel vermeld in de enquête van Willems. In enkele dialectwoordenboeken toegelicht als "niet meer gebruikelijk". Het woord leeft nog voort in roskam(men), rosdoek, rosmolen en rossig. [Wi 16]
I-9
|
26668 |
rosmolen |
manège (fr.):
mǝnē.zi (L417p As)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20955 |
rot |
bedorven:
WBD/WLD
bedòrve (L417p As)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
bedorven:
WBD/WLD
bedòrve (L417p As),
gemaaisteekt:
gemaaisteekt (L417p As)
|
aangestoken, door rotting ontstioekn fruit || Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
rimpselen:
WBD/WLD
rimpsele (L417p As),
verfronselen:
WBD/WLD ó is even gesloten als oo
verfrónsele (L417p As)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rimpselen:
WBD/WLD
rimpsele (L417p As),
schrimpen:
sjrimpe (L417p As),
verfrunselen:
WBD/WLD ó is even gesloten als oo
verfrónsele (L417p As)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] || verschrompelen
I-7
|
24066 |
rouw dragen |
rouw dragen:
ruiwdrage (L417p As)
|
Rouw dragen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20421 |
rouwbrief |
doodsbrief:
duudsbreef (L417p As)
|
De rouwbrief. [N 96D (1989)]
III-3-3
|