29047 |
bijwerken van het paardehaar |
wegsnijden:
węxsnęjǝ (L417p As)
|
Het paardehaar van de binnenvulling aan de kanten en uiteinden verwijderen of fatsoeneren. [N 59, 185]
II-7
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
bikkele (L417p As)
|
Kunt gij bikkelen? (meisjesspel: met de bikkels spelen, met de kootbeentjes, Fr. jouer aux osselets). [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
22636 |
biljart |
biljart:
biljaar (L417p As)
|
het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21878 |
billijk |
redelijk:
réédelik (L417p As),
schappelijk:
sjàppelik (L417p As)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
bęnǝbīǝr (L417p As)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
22145 |
binnendeksel van een duivenmand |
binnendeksel:
bènne deksel (L417p As),
dekseltje:
deksəlkə (L417p As),
roostertje:
reestərkə (L417p As)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19444 |
binnenplaats |
achteruit:
De keiner spèèldzjen oppen drees en oppen achterût
achterût (L417p As),
cour (fr.):
kōēr (L417p As),
kuur (L417p As)
|
binnenplaats || de binnenkoer || Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21820 |
binnensmonds praten |
binnensmonds kallen:
bénnesmónds kalle (L417p As),
grommelen:
grómmele (L417p As),
mompelen:
mómpele (L417p As),
prevelen:
prēvele (L417p As)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18225 |
binnenstebuiten |
averechts:
āverèchs (L417p As),
èverechts (L417p As),
binnenstebuiten:
bénnelste bówte (L417p As)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] || krang (t binnenste buiten, averechts) [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
28837 |
binnenvoering |
stijfdoek:
sti-jfdōk (L417p As),
voering:
vōreŋ (L417p As)
|
Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133]
II-7
|