21728 |
smokkelen |
smokkelen:
smókkele (L417p As)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28187 |
smoordeur |
lochtdeur met klappetje:
ǫxtdīr męt klapętšǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Luchtdeur die voorzien is van een schuif of opening waardoor de hoeveelheid door te stromen lucht geregeld kan worden. [N 95, 216]
II-5
|
20493 |
smullen |
smullen:
smille (L417p As)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21552 |
snauwen |
afsnauwen:
aansnàwe (L417p As),
afsnàwe (L417p As)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
aansnauwen:
aansnàwe (L417p As),
afsnauwen:
afsnàwe (L417p As)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24244 |
snavel |
bek:
bèk (L417p As)
|
snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
32880 |
snede van het blad van de zeis |
waat:
wā.t (L417p As)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
20523 |
snee brood |
snede:
snééj (L417p As),
snede brood:
snèèj broët (L417p As)
|
een snede brood [ZND 06 (1924)] || snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sniebal (L417p As),
sniebel goeje (L417p As),
snieëbel goeëje (L417p As)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken] [N 112 (2006)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24714 |
sneeuwbes |
sneeuwbel:
WBD/WLD nadruk op laatste lettergreep, meerv.
snīēbel (L417p As)
|
De vruchtjes van deze struik (appeltje, witappeltje, klasballeke, baffel, kraakbes, ei, knetserke, klokkebei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|