25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snieë (L417p As, ...
L417p As),
snië(n) (L417p As, ...
L417p As),
snījə (L417p As, ...
L417p As)
|
sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
WBD/WLD
snīēklékskə (L417p As)
|
Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
sniee (L417p As, ...
L417p As),
snîê (L417p As)
|
sneeuw [RND], [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
25086 |
snel, vlug |
vinnig:
vinnig (L417p As)
|
snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21237 |
sneltrein |
avapeur (fr.):
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus tussen rechte haken!).
àvàpéúr (L417p As)
|
een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21372 |
sneuvelen |
sneuvelen:
snīēvele (L417p As)
|
in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33514 |
snijbonen |
krombekken:
WBD/WLD ó even gesloten als oo wordt beschouwd als een erwt
krómbek (L417p As),
wollewantjes:
wollewantsjes (L417p As)
|
Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] || pronkbonen
I-7
|
30846 |
snijkant |
sne(d)e:
snę̄j (L417p As)
|
Het scherpe gedeelte van een mes. [N 60, 175a]
II-10
|
30940 |
snijmes |
mes:
mɛs (L417p As)
|
Het mes waarmee men het leer in pasklare stukken snijdt. Volgens de informant van L 163a is het overleermes 1 cm breed. De informant van Q 253 spreekt van een smal, puntig mesje gekneld in een metalen veer. [N 60, 40]
II-10
|
17762 |
snijtand |
snijtand:
snietan (L417p As)
|
snijtanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|