18134 |
snijwonde |
snap:
Groot.
snàb (L417p As),
snee:
snee (L417p As),
veeg:
véég (L417p As)
|
snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21450 |
snipper |
snipper:
snipper (L417p As)
|
een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
20798 |
snoep |
spek:
spek (L417p As)
|
enigszins sponsachtig en op doorregen spek gelijkend snoepgoed
III-2-3
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
snoppe(n) (L417p As)
|
snoepen [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
20887 |
snoeper |
leknaas:
leknaas (L417p As),
leknut:
leknût (L417p As)
|
snoeper
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
slok:
slók (L417p As),
Ze kochte zich ein grute tût slòk
slòk (L417p As),
zoetigheid:
zētighèjt (L417p As)
|
snoep || snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
babbeltje:
Oppe merret kocht ze zich e ti-jt-sje babbelsjes
babbelsje (L417p As),
get lekkers:
gét lekkers (L417p As),
muilentrekker:
Mûletrèkkers zeen waal ins hartelik en uich zeen ze good tiêge kalkaanslag op èè gebeet
mûletrèkker (L417p As)
|
meestal bolvormig suikeren of zuur snoepje || snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] || soort zure snoepjes
III-2-3
|
17753 |
snor |
snor:
snor (L417p As)
|
Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
25048 |
snorren |
brullen:
brille (L417p As),
jouwen:
jówe (L417p As)
|
een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22472 |
snorrepijp |
hor:
Wordt voor lichaam gedraaid.
hór (L417p As),
snor:
gemaakt van een been met in t midden twee gaatjes en daardoor een touw
snor (L417p As),
Wordt boven het hoofd gedraaid.
snór (L417p As)
|
het zelfgemaakte speelgoed bestaande uit een stukje karton of een dun plankje dat de kinderen snel ronddraaien en dat een snorrend geluid kan maken [snorrebot, hor, snorrepijp] [N 112 (2006)] || Het zelfgemaakte speelgoed bestaande uit een stukje karton of een dun plankje dat de kinderen snel ronddraaien en dat een snorrend geluid kan maken [snorrebot, hor, snorrepijp]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|