28019 |
splijtvlakken in de koollaag |
draad van de kool:
drǭt van ǝ kǭl (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Willem-Sophia])
|
Scheuren in de koollaag die zijn veroorzaakt tengevolge van de gebergtevormende bewegingen in de aardkorst waaraan de koollagen tijdens en na het ontstaan blootgesteld zijn geweest. Door de splijtvlakken is de koollaag als het ware in tegen elkaar liggende lagen of banken verdeeld. Vakkundig gebruik maken van de splijtvlakken beïnvloedt de prestatie van de mijnwerker gunstig. Volgens de informant van Q 15 was het het gemakkelijkste werken als de splijtvlakken parallel liepen aan de transportrichting. Soms kon men dit bevorderen door het gehele pijlerfront iets te draaien. [N 95, 504; monogr.]
II-5
|
24706 |
splitsing van de stam |
gaffel:
gaffəl (L417p As),
WBD/WLD
gàffel (L417p As)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de plaats waar de stam zich in tweeën splitst (vork, mik, gaffel?) [N 75 (1975)]
III-4-3
|
19806 |
spons |
sponsje:
Köntsj ge Finske? Dèè wist zee kònsje möt e spinske Oppe twalöttoafel laag èè roos spinske
spinske (L417p As)
|
sponsje
III-2-1
|
21160 |
spoorweg |
route (fr.):
rŏĕt (L417p As),
spoorweg:
spōērwéég (L417p As),
tramspoor:
trajnspōēr (L417p As)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34483 |
sporen van de haan |
sporen:
spoǝrǝ (L417p As)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
24493 |
sporkehout |
hondshout:
WBD/WLD = sporkehout
hónjshòwt (L417p As)
|
sporkehout [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19707 |
sport van een stoel |
spon:
spòn (L417p As),
sproot:
sprūt (L417p As),
Ki-jk ût möt de leijer, want ein paar sprute zeen gebruke
spruut (L417p As),
treem:
triêm (L417p As)
|
de sport van een stoel || dwarshout van een stoel || sport van een stoel [N 56 (1973)]
III-2-1
|
34582 |
sporten |
sproten:
(enkelv)
sprūǝ.t (L417p As)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
18532 |
sportvest |
sportjas:
sportjas (L417p As)
|
een sportvest [N 59 (1973)]
III-1-3
|
19359 |
spotten |
belachelijk maken:
belàchelik māke (L417p As),
uitlachen:
ówtlàche (L417p As),
voor de gek houden:
vīēr de gèk hòwe (L417p As),
zich aanstellen:
zich aanstelle (L417p As),
zwanzen:
zwanze (L417p As)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|