e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
splijtvlakken in de koollaag draad van de kool: drǭt van ǝ kǭl (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Willem-Sophia]) Scheuren in de koollaag die zijn veroorzaakt tengevolge van de gebergtevormende bewegingen in de aardkorst waaraan de koollagen tijdens en na het ontstaan blootgesteld zijn geweest. Door de splijtvlakken is de koollaag als het ware in tegen elkaar liggende lagen of banken verdeeld. Vakkundig gebruik maken van de splijtvlakken beïnvloedt de prestatie van de mijnwerker gunstig. Volgens de informant van Q 15 was het het gemakkelijkste werken als de splijtvlakken parallel liepen aan de transportrichting. Soms kon men dit bevorderen door het gehele pijlerfront iets te draaien. [N 95, 504; monogr.] II-5
splitsing van de stam gaffel: gaffəl (As), WBD/WLD  gàffel (As) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de plaats waar de stam zich in tweeën splitst (vork, mik, gaffel?) [N 75 (1975)] III-4-3
spons sponsje: Köntsj ge Finske? Dèè wist zee kònsje möt e spinske Oppe twalöttoafel laag èè roos spinske  spinske (As) sponsje III-2-1
spoorweg route (fr.): rŏĕt (As), spoorweg: spōērwéég (As), tramspoor: trajnspōēr (As) een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)] III-3-1
sporen van de haan sporen: spoǝrǝ (As) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sporkehout hondshout: WBD/WLD = sporkehout  hónjshòwt (As) sporkehout [N 92 (1982)] III-4-3
sport van een stoel spon: spòn (As), sproot: sprūt (As), Ki-jk ût möt de leijer, want ein paar sprute zeen gebruke  spruut (As), treem: triêm (As) de sport van een stoel || dwarshout van een stoel || sport van een stoel [N 56 (1973)] III-2-1
sporten sproten: (enkelv)  sprūǝ.t (As) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
sportvest sportjas: sportjas (As) een sportvest [N 59 (1973)] III-1-3
spotten belachelijk maken: belàchelik māke (As), uitlachen: ówtlàche (As), voor de gek houden: vīēr de gèk hòwe (As), zich aanstellen: zich aanstelle (As), zwanzen: zwanze (As) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1