22115 |
staartwind |
wind in de kont:
zə vleegə mét də wénd in də kónt (L417p As),
wind in de staart:
wènt in de start (L417p As),
zə vleegə mét də wénd innə stàrt (L417p As)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind mee? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27523 |
staatstoezicht |
de mannen van de staat:
dǝ manǝ van ǝ stǭt (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
Overheidsinstelling die de controle over de steenkoolmijnen uitoefent. [N 95, 166]
II-5
|
21749 |
stadsomroeper |
champetter (<fr.):
sjàmpètter (L417p As),
veldwachter:
vèldwàchter (L417p As)
|
de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (L417p As)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
bindketting:
bęnkęteŋ (L417p As)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
27551 |
stalen neuzen in mijnschoenen |
stalen tippen:
štǭlǝ tepǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zolder])
|
Versteviging van de mijnschoen op de punt. Wanneer de stalen neus ontbreekt of loszit, voldoet de schoen niet meer aan de eisen. [N 95, 884; monogr.]
II-5
|
21135 |
stallen |
stationeren (<fr.):
stàsjənéére (L417p As)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24739 |
stam uit een haag |
stam:
WBD/WLD
stam (L417p As)
|
Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24579 |
stam van de boom |
stam:
WBD/WLD
stam (L417p As)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|