19833 |
tafelpoot |
tafelpoot:
tōͅfəlpūt (L417p As)
|
de poot van een tafel [N 56 (1973)]
III-2-1
|
28956 |
taillesuçon |
taillenaad:
tajnǭt (L417p As)
|
Puntnaad om de taille te accentueren. Volgens de informant van Q 16 zit deze naad rechts en links onder elke boezem één, onder de armen naast de boezem en in de rug in de taille. [N 59, 94c]
II-7
|
28937 |
taillewijdte |
taillewijdte:
tajwi-jtǝ (L417p As)
|
De maat gemeten horizontaal om het lichaam in de holte van de taille met (voor heren) twee vingers tussen het lichaam en de centimeter. Zie afb. 27. [N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tàk (L417p As)
|
Hoe noemt u: twee- en meerjarige twijgen (takken) [N 75 (1975)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
tak:
tàk (L417p As)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28164 |
takel |
mouflage:
muflāš (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Domaniale]),
palan:
plǭ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden]),
racagnac:
rakǝnjak (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden]),
sylvester:
selvęstǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Werktuig waarmee zware voorwerpen kunnen worden opgehesen. De "palan" uit L 417 is een eenvoudige katrol terwijl de "mouflage" een takel met kabel en verschillende draaipunten is die onder meer wordt gebruikt om pantsers op te trekken. De "ruckzuck" (Q 121, Q 121c) en de "racagnac" (L 417) zijn een type takel waarbij het hijsen met behulp van een hefboom gebeurt. De "racagnac" wordt vooral toegepast om stutten op te trekken. De "zeeltog" en de "kettentog" zijn volgens een invuller uit Q 121 te vergelijken met takels die op schepen worden gebruikt. Het feit dat de invullers uit Q 121, L 417 en L 422 op de vraag naar de takel het woordtype "sylvester" hebben opgegeven, duidt erop dat de stijlentrekker ook voor takelwerkzaamheden wordt gebruikt (zie ook het lemma Stijlentrekker). [N 95A, 12; N 95, 760 add.; monogr.; N 95, 592]
II-5
|
24727 |
takken (coll.) |
naakse boom:
WBD/WLD
naakse bòwn (L417p As)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
uitlopen:
WBD/WLD ó even gesloten als oo
ówtlòwpe (L417p As)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
mutterd:
méttərt (L417p As)
|
Hoe noemt u: een takkenbos (mijt, kwazen, mutsert, enz.?) [N 75 (1975)]
I-7
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (L417p As
[(mv tan)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|