34293 |
tuierpaal |
tuier:
tii̯ǝr (L417p As),
tuierstaak:
tii̯.ǝrsta.k (L417p As)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
21870 |
tuimelen, over de kop gaan |
over kop omgaan:
īēver kòp óm gōēn (L417p As)
|
het dubbele opbrengen van het oorspronkelijke bod op een veiling [tuimelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19772 |
tuin |
hof:
hūəf (L417p As, ...
L417p As)
|
hof [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
33506 |
tuinbonen |
labbonen:
WBD/WLD gewone grootte
làbbōēne (L417p As),
paardsbonen:
pèèrsbuun (L417p As),
pronkers:
WBD/WLD ó even vesloten als oo hauw tot 30-40 cm`
brónkers (L417p As)
|
Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] || veldboon
I-7
|
19738 |
tuingeranium |
geranium:
WBD/WLD
sjəraanĭĕjum (L417p As)
|
Tuingeranium (pelargonium zonale). Bladeren met enige ondiepe insnijdingen (gelobd) en gekartelde rand, in omtrek niervormig. Evenwijdig met de bladeren loopt midden op het blad een donkere band (zone). De bloemen zijn rood of anders van kleur, vele bloem [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20063 |
tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium) |
zouwtjesmemmetje:
WBD/WLD
zówkəsmemkəs (L417p As)
|
Tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium); klimmend tot 9 m. De bovenste bladeren zijn samengegroeid en vaak donzig behaard aan de onderzijde; de bloemen zijn geel en talrijk en bevinden zich in 4 of 5 kransen dicht bijeen (geiteklaver, weeuwtje, duivelszaa [N 92 (1982)]
III-2-1
|
33593 |
tuinkers |
tuinkers:
WBD/WLD
tuinkers (L417p As)
|
Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)]
I-7
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
kervel (L417p As),
keͅ.rvəl (L417p As),
WBD/WLD
kervel (L417p As)
|
[Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] || Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
bûmkwekər (L417p As)
|
[RND 08]
I-7
|
33596 |
tuinmelde |
smeel:
WBD/WLD
smeel (L417p As)
|
Tuinmelde; (attriplex hortensis) een eenjarig kruid met hartvormige onderste en langwerpige middelste bladeren; vroeger als groente en specerij gebruikt (malum, manne, mel). [N 82 (1981)]
I-7
|