19236 |
van katoen geven |
buzze geven:
buzze gééve (L417p As),
draad geven:
draod gééve (L417p As),
katoen geven:
kətōēn gééve (L417p As)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rīzǝlǝ (L417p As)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
22355 |
van zijn plaats rollen |
omvallen:
omvalle (L417p As),
uitlopen:
ówtloupe (L417p As)
|
van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen] [N 112 (2006)] || Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangen (L417p As, ...
L417p As)
|
vangen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
hem (zijn):
dae `m is (L417p As),
vanger:
vanger (L417p As)
|
de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
clapet (fr.):
klapette (L417p As),
klàmpèt (L417p As)
|
Hoe heet een van de daarbij scharnierende draden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
nateerlik (L417p As),
vanzelfsprekend:
vànzèlfspréékend (L417p As)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
varen (L417p As, ...
L417p As),
vārə (L417p As, ...
L417p As),
vārən (L417p As, ...
L417p As)
|
varen [ZND 08 (1925)], [ZND m], [ZND m]
III-3-1
|
24518 |
varen (alg.) |
varen:
WBD/WLD
vārə (L417p As),
wauwelkruid:
wauwelkraut (L417p As)
|
Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)] || varenplant
III-4-3
|
34297 |
varken |
varken:
vɛ.rkǝ (L417p As),
vɛrkǝ (L417p As),
vɛrkǝn (L417p As),
varkentje:
vɛrkskǝn (L417p As)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|