20503 |
veel drinken |
doorlaten:
voor alles wat in overdaad gedaan wordt: snäaje, ‘m nèje, ‘m pééke, ‘m legäaje, ‘m tokke. van café tot café gaan: bómmele, òppe zwàdder zeen, òppe lèp zeen,kepèlkes make, lever in ‘n klèj kepèlke es nao ‘n grute kérk goen.
dūūrlaote (L417p As),
kandelen:
Ich zaat möt eine straffe kater, want staags van vèèrs hauw uis "kòmpeni-j"dureweg gekaanjeldsj
kaanjele (L417p As),
lampetten:
lampötte (L417p As),
làmpètte (L417p As),
zuipen:
zoepen (L417p As),
zowpe (L417p As),
zūpə (L417p As)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || stevig doordrinken || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
21877 |
veel moeten betalen |
<omschr.> iemand lelijk in de portomonnee:
déé hébbe ze lielik in zinne portemonnee gezééte (L417p As)
|
veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18547 |
veel te wijde broek |
brede boks:
brej bóks (L417p As)
|
een broek voor een gezet figuur [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20497 |
veelvraat |
vreetzak:
vréétzàk (L417p As)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24944 |
veenlaag |
broek:
brook (L417p As)
|
laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24262 |
veer |
pluim:
plóum (L417p As),
plûm (L417p As),
veer:
vāēr (L417p As),
vèèr (L417p As)
|
pluim || veer, pluim || veer, veder [Willems (1885)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21182 |
veerpont |
pont:
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus tussen rechte haken!).
pónt (L417p As),
veer:
véér (L417p As)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34282 |
veevoer verzamelen |
kruiden:
krui̯ǝ (L417p As),
krūi̯ǝ (L417p As),
plukken:
plękǝ (L417p As)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
bezemen:
besseme (L417p As),
keren:
kiêre (L417p As, ...
L417p As),
kīēre (L417p As)
|
Door strijken met een bezem, borstel van stof reinigen (keren, vegen, wissen, vagen) [N 79 (1979)] || met de bezem vegen || schoonvegen || uitkeren
III-2-1
|
28220 |
veiligheidslamp |
benzinlamp:
bǝnzenlamp (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits]),
smoutpot:
smǫwtpǫt (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
Benzinemijnlamp, werd vroeger gebruikt voor de verlichting ondergronds. Tegenwoordig dient hij om te controleren of er mijngas op het werkpunt aanwezig is. De benzinelamp berust op de ontdekking van de Engelse natuurkundige Davy. Deze stelde vast, dat een gasvlam niet door een stuk fijn gaas sloeg, wanneer hij dit gaas boven de vlam hield; zelfs niet wanneer er mijngas boven dit gaas aanwezig was. Een benzinelamp kan dus tijdelijk in een mengsel van lucht en mijngas branden, zonder dat dit mengsel ontstoken wordt (Handb. H. pag. 17). Op de mijn Maurits maakten volgens de invuller uit Q 15 de schiethouwer en de meesterhouwer gebruik van de veiligheidslamp, terwijl de dienstdoende opzichter in het bezit was van een koperen veiligheidslamp (zie het lemma Koperen Mijnlamp). [N 95, 242; N 95, 263; monogr.; Vwo 112; Vwo 717]
II-5
|