e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verdachte zaak duister geval: dówster gevàl (As), geen zuiver geval: gèjn zi-jver gevàl (As), niet pluis: neet plóws (As), vuil zaakje: vówl zaakske (As) een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)] III-3-1
verdenking presumptie (<fr.): Van Dale: presum(p)tie (&lt;Lat.-Fr.), vermoeden, veronderstelling, gissing; verdenking: presum(p)tie op iem. hebben, iem. ergens van verdenken.  prezónsie (As), verdenking: verdenking (As) het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1
verdienen verdienen: verdene (As) geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)] III-3-1
verdieping statie: staties (As), verdiep: verdeep (As, ... ), vǝrdēp (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), op het twiêde verdeep hauwe ze èè balkòn Verdeep òch mè ins erin wi-j vèè op det twiêd verdeep könne kòmme  verdeep (As) De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] || etage || Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.] || verdieping [ZND 12 (1926)] II-5, III-2-1
verdord dor: WBD/WLD  dòr (As), kapot: WBD/WLD  kepòt (As) Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3
verdriet; verdriet doen chagrineren (<fr.): Fr. chagriner  sjaggernère (As), krenken: krènke (As), leed: leid (As), lèjd (As), z. ook lei  leid (As), leed doen: geleif mich, det diêj nich echt leid  leid doon (As), spijt: spi-jt (As), verdriet: verdreet (As), Bn. en bw. verdretig  verdreed (As) bedroeven, leeddoen || een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [ZND 01 (1922)] || leed, verdriet || verdriet || verdriet doen || verdrieten III-1-4
verduisteren schelmen: sji-jme (As) ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)] III-3-1
verdwenen ervandoor: d`r vandōēr (As), eweg: eweg (As) Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)] III-1-2
verenmijt stengelluis: stengəlli-js (As) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: tasten de veren aan, vaak met weinig zichtbare schade. [N 93 (1983)] III-3-2
verf verf: vęrǝf (As) Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.] II-9