22604 |
boer in het kaartspel |
boer:
klavere boer (L417p As)
|
Boer: klaveren boer. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
33316 |
boerderij, algemeen |
boerderij:
bōrdǝrii̯ (L417p As),
hof:
hof (L417p As)
|
Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a]
I-6
|
20681 |
boerenkool |
boerenkool:
borekiêl (L417p As),
krolkool:
krölkiêl (L417p As, ...
L417p As),
synoniem
krolkiêl (L417p As),
slechte kool:
slechte kiêl (L417p As)
|
boerenkool || krulkool || krullende kool
III-2-3
|
24861 |
boerenwormkruid |
wormkruid:
WBD/WLD ?
wérmkrówt (L417p As)
|
Boerenwormkruid (tanacetum vulgare 50 tot 120 cm groot. De stengels groeien rechtop; de bladeren zijn geveerd met langwerpige, gezaagde slippen; de bloemen staan in knoopvormige hoofdjes, vele bijeen in een platte tros, straalbloemen ontbreken, geel gek [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
stalzwalft:
stâlzwaleft (L417p As),
zwalf:
zwalef (L417p As),
zwalft:
zwaleft (L417p As),
zwalver:
zwelver (L417p As),
zwalvertje:
zwɛlvərkəs (L417p As)
|
boerenzwaluw || zwaluw [Willems (1885)], [ZND 08 (1925)] || zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
21309 |
boerin |
boerin:
boǝren (L417p As),
bōrin (L417p As),
bōren (L417p As)
|
[L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)]
I-6, III-3-1
|
18836 |
boertig |
boerachtig:
boorèchtig (L417p As),
boertig:
boortig (L417p As),
drollig:
dròllig (L417p As)
|
met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21605 |
boete |
boete:
bŏĕte (L417p As)
|
een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27581 |
boete, straf |
(een) vijfde:
nǝ vejfdǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
Een overtreding kan door de opzichter bestraft worden met een geldboete, een schorsing of een andere dienst. Uit de woordtypen "een vijfde" en "cinquième" blijkt dat men een vijfde van het dagloon kan inhouden. Andere informanten spreken over een geldboete van één tot vijf gulden (Q 35), van een kwartje tot een gulden (Q 111), van 20, 50 of 100 Bfr. (K 361), van ƒ 2,50 (Q 33, Q 117 , Q 121, Q 121c) of van 50 ct., ƒ 1 of ƒ 2 (Q 121a). Volgens de informant van Q 3 is die boete vanaf de jaren ''60 maximaal 20 Bfr. De term "telegram" wordt vooral gebruikt door de vreemdelingen in Eisden (Vanwonterghem pag. 213/227). De opgave "pater" is waarschijnlijk een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse patar(d), de benaming voor een oude Luikse munt. [N 95, 131; monogr.; Vwo 150; Vwo 242; Vwo 587; Vwo 771; Vwo 832]
II-5
|
17633 |
boezem |
potje:
péétsjə (L417p As)
|
boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)]
III-1-1
|