| 18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verstoekt (L417p As)
|
ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
| 19304 |
vertrouwen |
betrouwen:
betrówe (L417p As, ...
L417p As),
bouwen op:
òp bówe (L417p As, ...
L417p As),
staat maken op:
staot opmake (L417p As, ...
L417p As),
stokken op:
òp stòkke (L417p As, ...
L417p As),
vertrouwen:
vertrówe (L417p As, ...
L417p As)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
| 34290 |
vertuieren |
voorttuieren:
vurttii̯ǝrǝ (L417p As)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
| 26384 |
verval |
verval:
vǝrva.l (L417p As)
|
Het verschil in hoogte tussen het bovenwater en het onderwater. Volgens Coenen (pag. 39) bedroeg het verval gewoonlijk 1,5 meter. [Vds 24; Jan 89; Coe 41; Grof 73]
II-3
|
| 21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
ràmplàsànt (L417p As)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 18928 |
vervelend werk |
gekloot:
geklōēt (L417p As),
gesukkel:
gesikgel (L417p As),
kloterij:
klōēteri-j (L417p As)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18820 |
verveling |
verveling:
vervééling (L417p As)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 21167 |
vervoerbewijs |
coupon (<fr.):
kŏĕpa͂- (L417p As),
kaartje:
[kéértsje].
kaartsje (L417p As)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 19270 |
verwaarlozen |
slordig zijn:
slòrdig zeen (L417p As),
verwaarlozen:
verwaarlōēze (L417p As)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18815 |
verwachting |
op de goede afloop:
òp ne gooje aaflòwp lééve (L417p As),
verlaat:
Wi-j ich zaag det dèèn andere zuu wi-jd viêrop laag, waas mötein mi-jn hiêl verloat op de iêverwinning noa de moan
verloat (L417p As),
verwachting:
(meestal geboorte).
verwàchting (L417p As)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)] || hoop, verwachting
III-1-4
|