19007 |
voornemens zijn |
de intentie hebben:
een intènsie hébbe (L417p As),
get in hebben:
get īn hébbe (L417p As),
get voorhebben:
get vīēr hébbe (L417p As)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
een keukeleboom maken:
ne koukelebaum maken (L417p As)
|
hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
29072 |
voorpand |
voorkant:
vē̜rkant (L417p As)
|
Voorstuk van een jas, vest enz. [N 59, 93]
II-7
|
21855 |
voorraad |
stock (eng.):
stòk (L417p As)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32643 |
voorschaar |
voorschalm:
vīǝ.r[schalm] (L417p As)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlk (L417p As)
|
De voorschoot van leer, zwaar blauw linnen of katoenen stof, die de schoenmaker bij het werk draagt. [N 60, 220a]
II-10
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjolk (L417p As)
|
voorschoot [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
27932 |
voorspanhaak |
étrier:
itrjē (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei]),
ētrjē (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Beugel, bevestigd aan de bestaande ondersteuning, waarin de voorspanbalk hangt. [N 95, 364; monogr.]
II-5
|
33975 |
voorstrengen |
strengen:
(enk?)
strɛŋ (L417p As),
voorhachten:
vīǝ.rhaxtǝ (L417p As)
|
Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62]
I-10
|
27571 |
vooruitbetaling op het loon |
voorschot:
vīršǫt (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
[N 95, 974; N 95, 973]
II-5
|