17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw houwen:
būnt ɛm blòw gəhūt (L417p As),
bont en blauw slaan:
bunt en blaw geslagen (L417p As)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
speͅxt (L417p As)
|
specht [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
25019 |
bonzen |
bonzen:
bónse (L417p As)
|
hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32550 |
boodschappenmand |
commissiekalbas:
kǝmesikǝlbas (L417p As),
kalbas:
kǝlbas (L417p As),
korfje:
kø̜rfkǝ (L417p As)
|
Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.]
II-12
|
22552 |
boog |
boog:
baog (L417p As),
bô.ch (L417p As),
beegske
bōͅg (L417p As)
|
boog [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
22464 |
boogschuttersgilde |
boogschutterij:
baogsjetterie (L417p As),
karbijngilde:
kerbi-jngilde (L417p As),
schutterij:
sjètteri-j (L417p As)
|
een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] || Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
buim (L417p As),
bum (L417p As)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
freitwei (L417p As),
freͅi̯.t[wei} (L417p As)
|
boomgaard [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24126 |
boomklever |
boomlopertje:
buimleiperke (L417p As)
|
boomklevertje
III-4-1
|
24845 |
boomkruin |
kruin:
krōēn (L417p As),
WBD/WLD
krōēn (L417p As)
|
De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u de bladdragende takmassa (kroon, kapruin?) [N 75 (1975)]
III-4-3
|