e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: būnt ɛm blòw gəhūt (As), bont en blauw slaan: bunt en blaw geslagen (As) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bonte specht, specht specht: speͅxt (As) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
bonzen bonzen: bónse (As) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boodschappenmand commissiekalbas: kǝmesikǝlbas (As), kalbas: kǝlbas (As), korfje: kø̜rfkǝ (As) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12
boog boog: baog (As), bô.ch (As), beegske  bōͅg (As) boog [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boogschuttersgilde boogschutterij: baogsjetterie (As), karbijngilde: kerbi-jngilde (As), schutterij: sjètteri-j (As) een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] || Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boom (alg.) boom: buim (As), bum (As) boom [RND] III-4-3
boomgaard fruitwei: freitwei (As), freͅi̯.t[wei} (As) boomgaard [ZND 01 (1922)] I-7
boomklever boomlopertje: buimleiperke (As) boomklevertje III-4-1
boomkruin kruin: krōēn (As), WBD/WLD  krōēn (As) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u de bladdragende takmassa (kroon, kapruin?) [N 75 (1975)] III-4-3