e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wimpel fladder: ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus tussen rechte haken!).  flàdder (As), flodder: ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus tussen rechte haken!).  flódder (As), wapper: wàpper (As) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wind de goede adem: de goojen aojem (As), poep: pówp (As), prots: próts (As), scheet: sjīēt (As), wind: wénd (As) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) wind: wi-jndsj (As), wènd (As, ... ), ps. onder de @ staat nog een streepje en een punt; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  wend (As) wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 13 (1925)] III-4-4
winderig weer ruw (weer): rów (As), windachtig (weer): wéndèchtig (As), winderig (weer): wenderig (As, ... ) winderig [ZND 13 (1925)], [ZND m] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windstilte daar boegeert geen blaadje op de bomen: d⁄r boezjéért ge bléédje op e bòwm (As), daar vergaat geen blaadje op de bomen: d⁄r vergèjt ge bléédje op e bòwm (As), windstil (weer): wéndstil (As) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] III-4-4
windzuiger windzuiker: wę.ntzū.kǝr (As) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkel winkel: winkel (As) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (As) Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] II-7
winnen winnen: waenen (As), weͅnə (As), winnen (As) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || Winnen. [Willems (1885)], [ZND m] III-3-2
winning kolenwinning: kūlǝwęneŋ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864] II-5