e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stɛ.r (As) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit zand, stooizand zand: zànd (As), zavel: (import van Maaskant)  zāvel (As) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte aalbes witte beren: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  witte biër (As) witte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
witte kaas, wrongel platte kaas: plàtte kīēs (As) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte kool kabots: kebûts (As), kabuits: Verkorting voor kebûtsekiêl Eng. cabbage  kebûts (As), wit moes: wet mō.s (As) [Goossens 1b (1960)]witte kool I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaartje: kwikstertje (As) kwikstaart [ZND 01 (1922)] III-4-1
witte narcis paasbloem: WBD/WLD  paasblómə (As) Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)] III-4-3
wittebrood mik: Van bruud weerd men gruut/ en van mik weerd men dik  mik (As) witbrood III-2-3
woede colre (fr.): kòléér (As), gift: gif (As), Ze stampde oppe grònd van gift In det menneke zitsj vèèl gift  gift (As), onweer op komst: ónwéér (òp kómst) (As) drift, woede || hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woeker woeker: wŏĕker (As), (ww. = plunnere).  wŏĕker (As), woekerij: wŏĕkeri-j (As) oneerlijk behaalde winst [buit] [N 89 (1982)] || onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1