id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34248 | boterkuip | boterteil: būi̯ǝ.tǝrtęi̯l (As) | Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11 |
32948 | botteriken | botteriken: bǫtǝrekǝ (As) | De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3 |
28161 | bout | boulon: bǝloŋ (As [(Zwartberg / Waterschei)] [Eisden]) | [N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173] II-5 |
32230 | bout van de asstroppen | bout: bǫw.t (As) | De bout waarmee de verschillende onderdelen van de asstroppen met elkaar verbonden worden. [JG, 1a] II-12 |
28908 | boutijzer | strijkbout: stri-jkbǫwt (As) | Een hol strijkijzer met losse bouten erin, die verwarmd moeten worden. De informant van K 361 vermeldt dat dit eigenlijk een ijzer voor de naaister is, omdat het lichter is dan het persijzer. De informant van L 416 geeft aan dat de bouten in een kachel verwarmd worden. Voor de informant van Q 99 is het een onbekend ijzer. [N 59, 21b; N 59, 20] II-7 |
33644 | bouwland | veld: fɛ̄.lt (As), vē̜.lt (As), vęlt (As), vɛlt (As) | Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8 |
22144 | bovendeksel van een duivenmand | deksel: deksəl (As), dèksel (As) | Hoe heet verder in Uw dialect: bovendeksel van een duivenmand? [N 93 (1983)] III-3-2 |
24719 | boveneinde van de stam | kop: kòp (As), WBD/WLD kòp (As), top: WBD/WLD ó even gesloten als oo tóp (As) | Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: het dunne uiteinde van de stam [N 75 (1975)] III-4-3 |
27661 | bovengronds | op de dag: ǫp ˲ǝn dāx (As [(Zwartberg / Waterschei)] [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) | Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185] II-5 |
28269 | bovenkabel | kabel: kābǝl (As [(Zwartberg / Waterschei)] [Zwartberg]) | De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.] II-5 |