24983 |
bros, breekbaar |
broos:
brōēs (L417p As),
sprok:
sprók (L417p As)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31043 |
brossen |
brossen:
brošǝ (L417p As)
|
Het met brospinnen beslaan van de achterlap. [N 60, 200f]
II-10
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brouwen (L417p As),
brūwǝ (L417p As),
brǫwǝ (L417p As)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
bro̝̞̞wǝr (L417p As),
brǫwǝr (L417p As)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brik (L417p As),
brèg (L417p As)
|
brug [RND], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
bruut (L417p As),
1a-m; 22, 29a;
brōēt (L417p As)
|
bruid [ZND 01 (1922)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
briedje (L417p As)
|
Maagdeken (in de processie). [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidsmeisje:
bruutsmèsje (L417p As)
|
het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
bruiloft (L417p As),
brówlift (L417p As)
|
de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
34138 |
brullen |
brullen:
bręlǝ (L417p As)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|