id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19367 | buitenverblijf | villa: vĭĕlà (As) | Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)] III-2-1 |
18523 | buitenzak op een jas | buitenmaal: bóutəmaal (As) | de buitenzak [N 59 (1973)] III-1-3 |
25220 | bulderen van de storm | belleren: bélləre (As) | een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] III-4-4 |
21349 | bullebak | buldog (<eng.): buldòg (As), bullebak: bullebàk (As) | iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21118 | bundel groenten | busseltje: WBD/WLD é leunt aan bij ö bésselke (As) | Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3 |
25058 | bundel, bussel | bundel: bèndel (As), bussel: bössel (As), pongel: pòngel (As) | bundel [ZND 01 (1922)] || bundel, zak III-4-4 |
25251 | bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) | hectare: héktaar (As) | de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)] III-4-4 |
27711 | bunkerruimte | bunker: bøŋkǝr (As [(Zwartberg / Waterschei)] [Eisden]) | Bunker waarin bijvoorbeeld kolen (Q 121, Q 121c) of cokes (L 426) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 108; monogr.] II-5 |
24459 | bunzing | fis: fis (As), fluwijn: flewien (As), wezel: wessel (As) | bunzing [ZND 01 (1922)] III-4-2 |
21507 | burgemeester | burgemeester: burgemeister (As), bérgeméjster (As) | burgemeester [ZND 44 (1946)] || het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1 |