20564 |
droesem |
dras:
dràs (L417p As),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dras (L417p As)
|
droesem [ZND 23 (1937)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20507 |
dronkaard |
boemelaar:
bómmeléér (L417p As),
zatlap:
záátlàp (L417p As),
zuiplap:
zowplàp (L417p As)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
bedronken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
bedronke(n) (L417p As),
zat:
zaat (L417p As),
De zate (of zaje) kluut zag hiêl filosufisch: es ich zaat bön, zi-jt det ederein, en es ich dorst höb, zi-jt det neme(s) Zuu zaat wie èè knòn(of wi-j eine Zwitser) Zuu zaat es ein snep:(omdat een snip zigzaggend van de grond opvliegt) Neet te laat en neet te zaat Eine zaje patat: een dronkenlap
zaat (L417p As),
een verb. vorm van zaat
zaai (L417p As),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zaat (L417p As)
|
bedronken || dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
overblijven:
(stabiel blijven, mooi of slecht).
īēverbli-jve (L417p As)
|
droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22043 |
droog snot |
droog snot:
drieg snot (L417p As),
reutel:
Opm. v.d. invuller: indien ernstiger.
reutəl (L417p As),
snot:
snot (L417p As),
vliesje:
hət vlĭĕskə (L417p As)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25128 |
droog weer |
droog:
drîêch (L417p As)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
handdoek:
handdook (L417p As)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drī.xstūǝn (L417p As)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
20554 |
drop |
klis:
klis (L417p As, ...
L417p As),
klisduiveltje:
klisdi-jvelke (L417p As),
klishout:
zie ook znd 1u,45a
klishout (L417p As),
klissap:
zie ook znd 1u,45a
klissap (L417p As),
nistel:
in riemvorm
nistel (L417p As)
|
drop [ZND 01 (1922)] || drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] || kalissedropje || zoethout en drop
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
kliswater:
kliswāter (L417p As),
Inne zumer moke vèè òs möt wat stèèfkes klis ein lekker fles kliswater Fr. réglisse: zoethout
kliswater (L417p As)
|
dropwater || Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|