22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
jeureg (Q249p Aubel)
|
Jarig. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34314 |
jong varken |
baggen (mv.):
bage (Q249p Aubel)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
19791 |
kaars |
kaars:
kjets (Q249p Aubel)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka:rtə (Q249p Aubel),
kārte (Q249p Aubel)
|
kaarten [RND] || Kaarten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22622 |
kaatsen |
ballen:
ba.lə (Q249p Aubel)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
20628 |
kabeljauw |
cabillaud (fr.):
vervorming?
labelloud (Q249p Aubel)
|
kabeljauw [Willems (1885)]
III-2-3
|
31565 |
kachels zwarten |
potloden:
pǫtlūǝtǝ (Q249p Aubel)
|
Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.]
II-11
|
31566 |
kachelzwartsel |
potlood:
po̜tlūet (Q249p Aubel)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.]
II-11
|
30247 |
kalf |
kalf:
kǭf (Q249p Aubel)
|
Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14]
I-11
|