e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Aubel

Overzicht

Gevonden: 406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jarig zijn jarig zijn: jeureg (Aubel) Jarig. [Willems (1885)] III-3-2
jong varken baggen (mv.): bage (Aubel) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
kaars kaars: kjets (Aubel) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Aubel), kārte (Aubel) kaarten [RND] || Kaarten. [Willems (1885)] III-3-2
kaas kaas: kîês (Aubel) kaas [RND] III-2-3
kaatsen ballen: ba.lə (Aubel) kaatsen [RND] III-3-2
kabeljauw cabillaud (fr.): vervorming?  labelloud (Aubel) kabeljauw [Willems (1885)] III-2-3
kachels zwarten potloden: pǫtlūǝtǝ (Aubel) Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.] II-11
kachelzwartsel potlood: po̜tlūet (Aubel) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.] II-11
kalf kalf: kǭf (Aubel) Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14] I-11