21263 |
motor |
moteur:
motø͂ͅr (Q249p Aubel)
|
motor [RND]
III-3-1
|
24356 |
mug |
mug:
meuk (Q249p Aubel)
|
mug [Willems (1885)]
III-4-2
|
24357 |
muis |
muis:
mous (Q249p Aubel)
|
muis [Willems (1885)]
III-4-2
|
18418 |
muts: algemeen |
kalot (<fr.):
kalot (Q249p Aubel),
muts:
møtš (Q249p Aubel)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
26400 |
naaf |
naas:
nās (Q249p Aubel)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28708 |
naaien |
naaien:
nīǝnǝ (Q249p Aubel)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
naaierse:
nięnǝršǝ (Q249p Aubel)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
26113 |
naald |
naald:
nø̄lt (Q249p Aubel)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
naetegael (Q249p Aubel)
|
nachtegaal [Willems (1885)]
III-4-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grǫmǝt (Q249p Aubel)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|