e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluweel, velours fluweel: flǝwīl (Baarlo), velours: flūr (Baarlo) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fokbeer dekbeer: dękbiǝr (Baarlo) Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.] I-12
fokmerrie fokmeer: fǫkmē̜r (Baarlo) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9
fopspeen fiep: fiep (Baarlo), fop: fop (Baarlo) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] III-2-2
forsgebouwde koe stukkige koe: støkegǝ ku (Baarlo), zware koe: žwǭr ku (Baarlo) [N 3A, 141a] I-11
forsythia chinees-klokje: chinees klökske of gael klökskes*  chinees klökske (Baarlo), geel klokje: chinees klökske* of gael klökskes  gael klökskes (Baarlo) [DC 76 (2002)] I-7
framboos framboos: framboêes (Baarlo) Hoe noemt u de framboos in het algemeen (uitspraak) [N 72 (1975)] I-7
franciscaan bruine pater (lat.): broene pater (Baarlo, ... ), franciscaan: fransiskaan (Baarlo) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
franje franjel: fraanjel (Baarlo), frānjǝl (Baarlo) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fruit bewaren muiken: moeke (Baarlo) meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3